De methode gaat uit van de mogelijkheden van het kind. Welk (gewenst)gedrag of vaardigheden beheerst het? Dit gewenste gedrag kan verder uitgebouwd worden. Nieuw gewenst gedrag kan worden aangeleerd. Bij het aanleren van nieuw gedrag of vaardigheden wordt er eerst veel hulp geboden. Hierdoor kan het kind "foutloos" leren.  Het kind blijft succes behalen en het leren is hierdoor niet frustrerend. Elke hulp, welke we prompts noemen, wordt zo snel mogelijk afgebouwd. Elke stap in de richting van het doel gedrag wordt aangemoedigd en beloond. Het leren wordt weer leuk! Hierbij sluiten we aan bij de motivatie van het kind. Waar heeft het zijn of haar interesses liggen, hoe kunnen we dat inzetten bij het leren? Welke tussenstappen richting het doelgedrag kunnen we maken zodat het kind deze na de training zelfstandig kan laten zien? Op deze manier bouwen we de vaardigheden op.


Gewenst gedrag wordt beloond, hierdoor zal het vaker voorkomen, ongewenst gedrag (foutief antwoorden behoort hier ook bij) zal zoveel mogelijk genegeerd worden zodat hier niets op volgt en dit gedrag zal uitdoven. Alternatief gedrag wordt aangeleerd. Er wordt hulp geboden bij hoe het wel moet, zodat daar beloning op kan volgen. Deze beloningen noemen we versterkers. Door het gewenste gedrag te versterken komt het gedrag steeds vaker voor. Wanneer het kind een bepaald doel 3x achter elkaar 80% of meer zelfstandig heeft laten zien dan is dat (deel van) het doel behaald en kan het volgende stapje van dit doel worden aangeleerd of er kan gestart worden met een nieuw doel. Hiervan houden we data bij welke we verwerken in een grafiek zodat duidelijk in kaart wordt gebracht hoe de ontwikkeling van het kind verloopt.


Bij ongewenst gedrag wordt gekeken naar hoe vaak het gedrag voorkomt en onder welke omstandigheden het  voorkomt zodat de functie van het gedrag kan worden achterhaald. Dit bepaalt mede de aanpak. Ook bij gedragsveranderingen breken we het doelgedrag op in kleinere doelen zodat er geleidelijk gewerkt wordt aan verbetering van het ongewenste gedrag. Door de doelen kleiner te maken en ongewenst gedrag voor te zijn, kun je gewenste gedragingen versterken en deze uitbouwen tot het doelgedrag. Per situatie zal een plan van aanpak gemaakt worden.